|
DE WERELD VAN GERARD DE NIJS (1918-1989)
Zijn leven en zijn werk
JEUGD
Gerard de Nijs wordt geboren op 31 oktober 1918 te Kaatsheuvel;
als vijfde uit een gezin van tien kinderen.
Hij komt niet uit een kunstzinnig nest, maar toch weet hij zich
in latere dagen te herinneren hoe zijn moeder van fijn wit zand
prachtige figuren over de lemen vloer uitstrooit, waardoor het woonvertrek
een ander aanzien krijgt.
Op school wordt hij gefascineerd door een afbeelding van een engel
aan de muur. Een engel die zijn fantasie aanmoedigt en het sombere
klaslokaal zelfs vrolijker van maakt. Zo’n engel wil hij zelf
kunnen maken. Tekenen wil hij…
In die tijd is een kunstenaar vaak een armoedzaaier en in het grote
gezin waaruit hij voortkomt, onmogelijk. Volgens de plaatselijke
traditie in de schoenindustrie moet er brood op de plank komen en
dus wordt het werken.
Ondanks het feit dat er voor hem geen mogelijkheid is om een opleiding
te volgen zal hij al heel jong naar potlood of penseel grijpen om
zich te uiten. Hij zal er telkens op terug grijpen, zodra hij de
kans krijgt. Hij laat zich door niets of niemand ontmoedigen. Daarbij
gunt hij zich geen tijd voor dingen die hem niet aanspreken, maar
datgene wat hem eenmaal weet te bezielen, drijft hem onweerstaanbaar
voort.
Op zijn dertiende begint hij als leerling op een schoenfabriek en
verdient hij een rijksdaalder per week. Weliswaar niet veel, maar
hij is blij dat hij zo de zorgen thuis wat kan verlichten.
Toch heeft hij moeite met het opgesloten zijn in de rumoerige fabrieksruimte
die hem vaak benauwt. Soms wanneer hij zich onbespied waant, klimt
hij op een verhoging om door een klein niet geblindeerd raampje
naar buiten te kijken… naar de zonnebloemen. Daar schijnt
de zon en ligt de vrijheid uitgestrekt. Het maken van schoenen is
een creatieve bezigheid, waarin hij zeker op den duur voldoening
vindt.
Zijn gevoeligheid zal nog menig keer op de proef worden gesteld,
zoals toen een lichte beschadiging aan een schoen hem hoogst kwalijk
genomen werd. Aan het einde van de week wordt het paar schoenen
met de veters aan elkaar gebonden om zijn nek gehangen; bovendien
gaat er van zijn loon een kwartje af... Hij heeft een hele tijd
rondgelopen eer hij zijn ouders onder ogen durfde te komen vanwege
dat kwartje minder; dat konden ze immers niet missen!
Het is hard werken in de schoenindustrie en de lonen zijn laag.
Hoewel er schoenen gemaakt worden, blijft de bevolking nog lang
op klompen lopen.
Wanneer het druk is in de schoenindustrie wordt er desnoods dag
en nacht gewerkt; dat is van oudsher zo. Er ook veel aan thuiswerk
gedaan. Vrijwel alle vrouwen verrichten thuis stikwerk; een bijverdienste
die meestal broodnodig is. Het straatbeeld wordt dan ook bepaald
door het over en weer transporteren van de schoenonderdelen.
CRISISTIJD
Vooral in de crisisjaren breken er minder drukke tijden aan, waardoor
er weinig of soms helemaal geen werk is. De arbeiders horen ‘s
ochtends of er al bestellingen zijn binnen gekomen; zo niet, dan
gaan ze weer naar huis en heeft men weer een dag geen werk en geen
inkomsten.
Door de gedwongen winkelnering is men verplicht dure winkelwaren
uit de fabriekswinkel te kopen.
Het gevolg is dat de mensen schulden maken, waardoor er op afbetaling
moet worden gekocht.
Er valt niet aan dit systeem te ontkomen. Dan dreigt er immers ontslag
en men kan nergens anders terecht voor werk. Ook de heren geestelijken
helpen dit systeem in stand te houden. De hardheid van het fabrieksleven
valt hem wel zwaar.
Zodra de ‘slappe tijd´zich voordoet maakt hij dankbaar
gebruik van de mogelijkheid om zijn penseel en potlood ter hand
te nemen.
Zijn vaste hand en zijn fantasie zullen hem nooit in de steek laten.
Dan tekent hij een eigen wereld waarin hij onbereikbaar is.
OORLOG
Het socialisme is in opkomst en dat veroorzaakt de nodige spanningen
tussen arbeiders en werkgevers. De Tweede Wereldoorlog breekt uit
en de bezetting is een feit. Er is veel vraag naar schoeisel, maar
door materiaalschaarste kan niet aan de vraag voldaan worden. Dit
betekent meer vrije tijd. Behalve tekenen leest hij veel en probeert
zijn kennis over kunst uit te breiden. Ondanks de oorlogsomstandigheden
blijft zijn honger naar kunst groot.
Zo ziet hij kans in de loop der jaren een enorme kennis omtrent
kunst en kunstenaars te vergaren, die hem later van pas komt wanneer
hij op oudere leeftijd tracht zijn talent te ontwikkelen.
In 1942 wordt hij gedwongen op transport gesteld naar Duitsland,
waar hij als dwangarbeider in een bruinkolenmijn bij Magdenburg
tewerk wordt gesteld. Dankzij een doktersattest over zijn zieke
moeder mag hij met verlof naar huis. Hij duikt meteen onder. Tijdens
zijn onderduikperiode is hij actief bij de ondergrondse. Om in zijn
onderhoud te voorzien maakt hij gebruik van zijn artistieke talenten.
In ruil voor voedsel beschildert hij wandtegeltjes met patriottische
leuzen, ‘Ik hou van Holland’ en ‘Alles zal reg
komen’, die gretig aftrek vinden.
Omdat de Duitsers hem voortdurend op de hielen zitten moet hij steeds
van adres veranderen.
Veertien dagen na de bevrijding van Kaatsheuvel (29 oktober 1944),
meldt hij zich aan oorlogs- vrijwilliger in Brussel. Hij krijgt
zijn soldatenopleiding in Aldershot, Engeland. Later meldt hij zich
vrijwillig voor uitzending naar Nederlands Oost-Indië. In afwachting
van zijn vertrek is hij in Kerkrade gelegerd. Op een dag wil hij
mensen van een onderduikadres uit de oorlogstijd gaan bezoeken.
Hij neemt de tram naar Heerlen en daar vraagt hij aan een jonge
vrouw de weg. Deze vrouw, Anny Schoutrop, zal later zijn echtgenote
worden.
Maar eerst moet hij Nederlands Oost-Indië helpen bevrijden.
In de herfst van 1945 vertrekt hij.
Hoe anders dan verwacht blijkt de toestand daar. In plaats van rust
en vrede te kunnen brengen komen ze in gevechtshandelingen en politionele
acties terecht en altijd moeten ze beducht zijn op sluipmoordenaars.
Per slot van rekening vechten de Indonesiërs ook voor de vrijheid
van hun land. Dat beseffend maakt de strijd voor hem moeilijk. Veel
van zijn kameraden sneuvelen en ook zijn leven is zo zeker niet
meer. Hij keert terug, lichamelijk dan misschien wel ongedeerd,
maar geestelijk ontredderd.
Aan een oorlog die zoveel littekens op zijn ziel heeft achtergelaten,
zal hij voor de rest van zijn leven nachtmerries overhouden.
GEZIN & SCHOENFABRIEK
Terug in Nederland gaat hij, samen met zijn Limburgse vriendin Anny
Schoutrop met wie hij gedurende zijn verblijf in Indonesië
gecorrespondeerd heeft, naar het Rijksmuseum in Amsterdam om de
beroemde `Nachtwacht´ van Rembrandt te zien. Hij is tot tranen
toe bewogen. Hier heeft hij al die jaren naar verlangd…
Nog altijd sluimeren in hem de schildersaspiraties en zijn fantasie
wordt gestimuleerd. Zijn hand, die potlood en penseel moet hanteren,
is nog even vast en zeker, ondanks de doorstane spanningen.
Maar in Nederland is er in 1948 voor een kunstenaar nog niets veranderd.
Men is volop bezig met de wederopbouw, de woonruimte is schaars
en nog altijd zijn er levensmiddelen op de bon. De mensen hebben
dringendere behoeften dan het kopen van kunst.
Hij komt dus toch weer in de schoenindustrie terecht. Nog steeds
heeft hij, na jarenlange omzwervingen, moeite met het opgesloten
zijn in de enge fabrieksruimte. Toch went hij weer aan de hem toegewezen
´vierkante meter werkruimte´ zoals hij zijn plaats in
de fabriek noemt. Hij weet zich zelfs te bekwamen in het maken van
modellen en het ontwerpen van accessoires voor damesschoenen. Hij
speelt met leer, met dezelfde precisie en verbeeldingskracht als
in zijn latere jaren met penseel en verf.
In 1950 trouwt hij met de Anny Schoutrop. Er worden vier kinderen
geboren. Voor de kinderkamer schildert hij figuren. Al op zeer jeugdige
leeftijd weet hij zijn kinderen liefde voor tekenen en schilderen
bij te brengen. Net zoals hij later ook zijn kleinkinderen weet
te inspireren. Af en toe, zoals in zijn vakantie, bezoekt hij samen
met zijn vrouw tentoonstellingen en musea. Soms vindt hij tijd zijn
vaardigheid te bestuderen, zoals de techniek van Escher, Jugendstil,
de weelderige lichaamsproporties van Rubens, het expressionisme
van Van Gogh of zich te verdiepen in de geheimzinnige wereld van
Jeroen Bosch. Maar omdat de behoeften in zijn jonge gezin toenemen
gaan veel van zijn vrije uren op aan overwerken voor de fabriek.
Rond de kersttijd, wanneer de fabriek gesloten is, haalt hij verf
en penselen even te voorschijn. Hij kan het niet laten; zijn vingers
jeuken, al is het maar om wat kerstsfeer te scheppen. Even wil hij
dan voelen, wat het is om kunstenaar te zijn.
Met de wederopbouw komt ook de industrie goed op gang en de welvaart
stijgt in snel tempo. De schoenindustrie beleeft zijn gouden tijd.
De levensomstandigheden verbeteren aanzienlijk. Helaas duurt het
niet lang. Er worden schoenen uit ontwikkelingslanden geïmporteerd,
waar mensen nog voor een hongerloontje werken en dat levert hier
meer winst op. Zo komt langzaam maar zeker de teloorgang van de
schoenindustrie op gang en de dure machines die aangekocht
zijn om de productie te verhogen, blijken een vergeefse investering.
Het zijn vaak dramatische omstandigheden wanneer er weer een fabriek
moet sluiten en arbeiders ontslagen worden.
VOETBAL
Sport is zijn hele leven een uitlaatklep geweest. Lichamelijke inspanning
geeft hem energie en ruimte. Van jongs af aan wordt alle vrije tijd
in voetballen gestoken.
Als kind wordt hij de beste doelman van het toenmalige schoolvoetbalelftal
´Don Bosco’. Al in de vooroorlogse jaren wordt hij keeper
van DESK. Tijdens zijn verblijf in Nederlands-Indië keept hij
in militaire elftallen. Bij terugkomst in Nederland staat hij meteen
weer onder de lat bij DESK. Door zijn grote inzet weet hij zich
te onderscheiden en zijn ploeg tot grote prestaties aan te moedigen.
Als de meest stijlvolle DESK-keeper zal hij de geschiedenis ingaan.
Na zijn eigen voetbalperiode zal hij zich verdienstelijk maken als
begeleider van het eerste elftal, grensrechter en jeugdtrainer.
Ongetwijfeld zal zijn geslotenheid door het beoefenen van sport
positief beïnvloed zijn, toch zal zijn introverte aard nauwelijks
toelaten dat hij zich hoe dan ook bloot geeft.
’s Winters, wanneer de velden door vorst of sneeuw onbespeelbaar
zijn, komt het tekenen en schilderen hem weer goed van pas, als
een aangename adempauze.
HET KEERPUNT
Wanneer de fabriek in 1973 moet sluiten, is hij zo gedesillusioneerd,
dat hij tijd nodig heeft om dat te verwerken. Dagen zit hij thuis
en vertoont zich weinig op straat. Hij schaamt zich voor zijn werkloosheid.
Op zijn leeftijd is moeilijk aan werk te komen. Eigenlijk zou hij
nu dus kunnen gaan schilderen. Hij heeft immers tijd in overvloed…
Iets waar hij jarenlang machteloos naar uitgekeken heeft, wordt
hem plotseling zomaar toege- worpen. Maar het overdondert hem zo,
dat hij er onzeker van wordt.
Daarbij, schilderen kost geld; linnen, verf, penselen… Hij
heeft een uitkering, niet veel; zijn kinderen studeren nog! Die
raden hem aan te gaan schilderen. Maar in welke stijl? Hij weet
te weinig van anatomie en perspectief en hij vindt zichzelf te oud
om dat nog te gaan leren.
Het toeval wil, dat hij in 1977 met zijn vrouw in het Frans Hals
museum in Haarlem een tentoonstelling bezoekt van Joegoslavische
naïeven. Op het moment dat hij hun werk ziet is hij sprakeloos.
Zoals deze kunstenaars schilderen, hun stijl… Het overweldigt
hem. Wat hij daar ziet doet hem een besluit nemen. Perspectief en
anatomie zijn hier niet zo belangrijk. “Ik zei tegen mijn
vrouw; zo kan ik het ook! Kom maar mee naar huis. Morgen begin ik.
Nu weet ik genoeg…” De volgende morgen maakt hij van
de vroegere slaapkamer van een van zijn kinderen zijn eigen atelier.
Gaat verf kopen en…hij begint eraan. Het schilderen heeft
niet meer opgehouden.
DE SCHILDER
Er is iets in hem wakker geschud, wat jarenlang gesluimerd heeft.
Met de bezetenheid van Van Gogh gaat hij aan het werk. Hij schildert
als in een roes, van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds
laat.
Hij wil de verloren jaren inhalen. Zijn werkdrift dwingt hem van
het ene fantasievolle schilderij naar het andere. Als hij op het
ene doek bezig is, zit het idee voor een volgend al in zijn hoofd.
“Het volgende wordt nog mooier...!” Met uiterste precisie
mengt hij de verf. Blijft streven naar verbeteringen. Hij gunt zich
geen tijd voor afleiding. Hij gaat maar door. Het is als een explosie,
waarmee hij zich op het scheppen van kunst stort. Kunst, waarin
hij zijn ziel weet te leggen.
Hij bezoekt een galerie van naïeve kunst in Thorn en hoopt
daar wat van zijn werk te kunnen verkopen, zodat hij geld heeft
om nieuw materiaal aan te schaffen. Als blijkt dat zijn werk in
de smaak valt, is hij zeer enthousiast. Het moedigt hem aan: “Nu
kan ik ook beter linnen kopen, maar eerst gaan we er eens lekker
van eten An!”
Koortsachtig gaat hij weer aan het werk, want de jachtige sfeer
van het fabriekstempo heeft hem nog niet losgelaten…
Waren de afmetingen van zijn eerste schilderijen vrij klein; nu
de vraag naar zijn werk stijgt, kan hij het best wagen om ze wat
groter te maken. Als compensatie voor de kosten en om wat beweging
te hebben maakt hij de lijsten zelf. Eenvoudige zwarte lijst.
De eerste jaren verkocht hij zijn schilderijen voor zestig gulden
per stuk, want zo redeneerde hij:”Ik kan de mensen toch niet
overvragen.” Toen echte kunstkenners hem adviseerden om meer
te gaan rekenen, trok hij op tot honderd gulden. Nadien liep hij
nog vele weken met de gedachte rond, dat hij woeker pleegde…
Hoewel hij zich er nog niet bewust van is, weet hij in korte tijd
een eigen stijl te ontwikkelen. Het zijn toevallig juist anderen,
die hem er attent op maken.
Later zal hij zich laten ontvallen: “Met schilderen alleen
kun je er niet komen. Er zijn zo velen die het goed kunnen en het
geprobeerd hebben. Het is de kunst op weten te vallen…”
Hij was er eigenwijs genoeg voor…
Met een zekere regelmaat bezoekt hij tentoonstellingen, maar rusteloos
als hij is, kan hij niet lang bij een kunstwerk blijven staan; zoveel
emoties en inspiratie als op hem af komen.
Werkte hij in het begin hele dagen aan een stuk door, later onderbreekt
hij zijn werk van tijd tot tijd, moe van het voorovergebogen zitten,
maar ook wil hij zijn ogen wat rust gunnen, dan stapt hij bij voorkeur
op de fiets, ook wil hij wel eens van gedachte wisselen met een
andere schilder of schilderes, ervaringen uitwisselen of om gewoon
zijn `accu` op te laden…
Gerard de Nijs, een man van uitersten. De stugge, weinig spraakzame
man met een ijzeren discipline als drijfveer, tegen de goed van
de tongriem gesneden kunstenaar. Discussiëren valt hem moeilijk,
maar over kunst raakt hij niet uitgepraat… Voor andere, in
zijn ogen onbelangrijke zaken kan hij weinig interesse opbrengen.
OVER ZIJN WERK
Met een indringende bescheidenheid weet Gerard de Nijs door zijn
stijl en beeldspraak ideeën en intenties heel overtuigend vorm
te geven.
Hij schept een wereld vol symboliek en romantiek. Zoals het in een
droom zou kunnen zijn. Een droom waarin geboden noch verboden gelden.
Een volkomen vredige situatie, waar voortdurende sereniteit alles
in balans schijnt te houden. Hij schildert hemels die uitvloeien
in tere tinten. Het zijn flitsen van verlangen. “Hemels moeten
vrede uitstralen,’’ vindt hij. Toch gaat er ook een
zekere spanning van zijn werken uit, die vragen oproepen of een
boodschap inhoudt. Alsof hij de steeds harder wordende wereld af
zou willen remmen, of met een `Zo kan het toch ook!` terecht wil
wijzen.
Op veel schilderijen zie je meisjes, op de rug gezien. Hierover
zegt hij: “Dat geeft iets raadselachtigs, iets mysterieus.
Veel mensen vereenzelvigen zich met dat meisje…”
Zijn werk getuigt van een zekere discipline; alle schaapjes netjes
op een rij. “Schapen zijn net mensen: als er een voorop loopt,
gaan ze er allemaal achteraan…”
Water en luchten golven symmetrisch. Bomen, bloemen nauwkeurig geordend.
Heel opvallend zijn de ragfijne details van blaadjes, grassprietjes,
enz. Soms lijkt het geschilderd met een penseel van twee of drie
haartjes. De hand, die dit alles op het linnen tovert, getuigt van
eindeloos geduld en immense zelfdiscipline. “En zo hoort het
ook,” zal hij vaak zeggen.
Ook het religieuze uit zijn prille jeugd is nog niet uitgeblust,
want af en toe schildert hij met genoegen en misschien ook wel met
een tikkeltje leedvermaak paters en nonnetjes.
Op een tentoonstelling in Thorn hangt een schilderij van De Nijs:
een pastoor, roeiend in een bootje, met tegenover hem een non. Om
het enigszins devoot te houden staat in de verte een kerkje…
Op de achterkant staat de titel: `Een stille liefde…` De volgende
dag belt de galerie-houdster: ”Gerard je raadt nooit wie het
schilderij gekocht heeft… De pastoor van Thorn!”
Om de kijker aan het denken te zetten geeft Gerard zijn schilderijen
vaak een titel mee, een boodschap of een gedachte. Het komt nogal
eens voor, dat mensen naar de betekenis van een schilderij of een
detail daarvan vragen. Soms heeft men zelf een visie van een voorstelling.
Hij wil niemand hun eigen illusie ontnemen. Hij laat het raadsel
bestaan.
REIZEN
Verre reizen maken samen met An; van het geld dat hij met zijn schilderijen
heeft verdiend. Uiteindelijk, want al die jaren dat hij op de schoenfabriek
werkt, zijn het denkbeeldige vakanties; vanuit de stapel reisgidsen,
die hij met kerstmis doorleest…
In het vroege voorjaar een korte vakantie aan de Rivièra;
hij is er aan toe. Ronddwalend ziet hij hoe het heldere licht weerkaatst
wordt in de Middellandse Zee. Vele schilders uit heel Europa die
hem voorgingen. Hij geniet van het milde klimaat. De mimosa bloeit
al in februari. Daarbij voelt hij zich op zijn gemak, te midden
van de kunst, die er rijkelijk vertegenwoordigd is.
Met vrouw en kinderen kamperen aan zee. Eerst is het nog Nederland
en België, dan volgt Frankrijk. Hij geniet ervan, al heeft
hij dagen nodig om los te komen van zijn werk.
De kinderen: ”Tijdens de vakantie kun je van pa alles gedaan
krijgen, maar thuis kun je hem nauwelijks bereiken…”
Veel landen worden bezocht, maar de meeste indruk maakt Rusland.
Op het Rode Plein staan overweldigt hem… Leningrad, de Hermitage…
Woorden schieten te kort om zijn belevenissen weer te geven. Als
hij onderweg ‘zijn bomen’ in het landschap herkent,
valt zijn mond open van verwondering… Het zijn precies de
bomen, die De Nijs al jaren op zijn schilderijen zet!
Zijn fantasie delen met de kleinkinderen; kind zijn onder de kinderen…
Al vertellend tekent hij zijn verhalen en neemt ze mee in zijn wereld.
Laat ze ontdekken, dat er meer is dan de werkelijkheid om hen heen.
BEKENDHEID
Met zijn schilderwerken zal hij later deelnemen aan diverse tentoonstellingen
van naïeve kunst. Bij de opening van een tentoonstelling in
Thorn is ook werk van hem vertegenwoordigd en het openingswoord
wordt gevoerd door een docente Joegoslavische talen aan de universiteit
van Amsterdam. Zij legde uit dat Joegoslavische naïeve schilders
geïnspireerd zijn door de werken van Nederlandse meesters,
die in kerken en openbare gebouwen zijn te zien; zoals Pieter Bruegel
en Jeroen Bosch. Toen ze later hoorde dat De Nijs geïnspireerd
is door de Joegoslavische naïeven liet ze zich ontvallen: “Dat
is interessant, want kijk, nu is de cirkel rond.”
Zo’n 53 tentoonstellingen zullen volgen: Amsterdam, Den Haag,
Utrecht, Rotterdam, Nuenen… In de Europese steden: Parijs,
Brussel, Keulen… In de Verenigde Staten: het New Yorks Collyseum,
San Diego, Dallas… Al zijn schilderwerken vinden hun weg naar
nieuwe eigenaars.
Het succes is hem niet naar het hoofd gestegen. In de door B.Coolen
en M.Wilmont in 1981 gemaakte LAS’79 film ´Gerard de
Nijs, naïef…?´ zegt Gerard: ”Als ik in de
krant lees ‘de kunstenaar De Nijs’ dan voel ik, dat
ik dat eigenlijk niet kan zijn. Een kunstenaar is eigenlijk iemand
die gestudeerd heeft. En ja... ze kunnen mijn werk wel namaken,
maar nooit in mijn gedachten kruipen!”
Tijdens zijn korte actieve leven is autodidactisch kunstenaar Gerard
nauwelijks in staat om te voldoen aan de bijzonder grote vraag naar
zijn schilderijen.
Door het succes dat hem ten deel valt, kan hij aan heel wat tentoonstellingen
in binnen- en buitenland deelnemen. Jammer genoeg heeft hij nooit
met een eigen tentoonstelling kunnen komen, ofschoon hij die wens
in stilte koesterde. Voor zo’n tentoonstelling moet hij wel
een jaar lang zijn werk verzamelen en mensen teleurstellen, die
op een schilderij van hem wachten. Dat ging hem aan het hart. En
dus stelde hij zo’n expositie maar weer even uit..
NAWOORD
Op 23 september 1989 overlijdt hij, vrij onverwachts, op de leeftijd
van 70 jaar.
Drie jaar na zijn dood wordt in het gemeentehuis te Kaatsheuvel
een overzichtstentoonstelling ´Gerard de Nijs en zijn Wereld´
georganiseerd. Honderd schilderijen worden naar hun ‘geboorteplaats’
teruggehaald… voor zes weken. Overweldigende belangstelling
en een diepe indruk blijven achter… Een postuum huldeblijk
voor een kunstnaar, die wereldwijd bekendheid heeft gekregen, maar
te laat in zijn geboortedorp. Alle mensen, die hem goed gekend hebben,
weten dat hij juist hunkerde naar die lokale erkenning. Maar zij
weten ook dat zijn aangeboren bescheidenheid zich niet voor persoonsverheerlijking
leende.
Gerard de Nijs in een interview in 1987:
“Ik leer veel tijdens het schilderen.
Ik ben eigenlijk een kleine god op mijn eigen.
Ik kan de wereld zelf scheppen. Dat kan ieder mens.
Door de omstandigheden worden de mensen er zo ‘ingestopt’.
Het is heel belangrijk, dat je in jezelf gelooft. Dat je doet, wat
je zelf wilt of goedvindt.
Ik krijg soms het verwijt van mensen: je luistert niet. En dat is
soms ook zo. Dan ben ik met mijn gedachten ergens anders. Nu denk
ik wel eens; ik had vroeger niet zoveel moeten luisteren, dan was
ik nooit in de schoenfabriek terechtgekomen… Heel je leven
moet je luisteren. Je wordt bang gemaakt voor de politie. Door de
pastoor voor de hel… Door al die dingen word je bang en daardoor
doe je niks, durf je niks…
Meer naar jezelf luisteren, daar gaat het om!
Je hoeft geen kunstenaar te zijn om een kunstwerk te maken. Je moet
zelfvertrouwen hebben..!”
Zijn vrouw An de Nijs-Schoutrop:
“Kunst… Gerard is er altijd mee bezig geweest. In feite
is zijn leven één lange aanloopperiode als voorbereiding
naar zijn kunstuitingen, die op latere leeftijd een aanvang namen.
Telkens, na een onrustige periode in zijn leven, zou hij erop terug
vallen. Zijn somberheid op wonderlijke wijze omzettend in het scheppen
van kunst…”
COLOFON
Samenstelling: Gijs Horvers, Marjan Horvers-de Nijs
Tekst: A.C.de Nijs-Schoutrop, J.A.H.Klijn, Marlies Horvers, Marjan
Horvers-de Nijs
Bronnen:
- Strol Zaand 1992: Toon Ververs
- Heemkundekring Loon op Zand
- LAS’79 film: ´Gerard de Nijs, naïef…?´
- RVU film: ´Keerpunt´
- LTV3 documentaire: ´Gerard de Nijs en de naïeve kunst´:
J.A.H.Klijn
© 2006 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming
van de erven van Gerard de Nijs.
|
|